- Onderscheidt klachten van stoornissen.
- Bespreekt klachten van de patiënt met behulp van een instrument als de 4DKL (indicatie, instructie, interpretatie en bespreking met patiënt.
- Legt een paniekaanval uit aan de hand van de paniekcirkel.
- Bespreekt de relatie tussen klachten en gevolgen (bijv. m.b.v. klachtenregistratie).
- Informeert de patiënt op verschillende manieren en met verschillende beschikbare bronnen (psycho-educatie, begeleidende gesprekken).
- Gebruikt de NHG-standaarden angst en depressie als basis voor de behandeling.
- Organiseert periodiek controlebeleid.
- Past specifieke psychotherapeutische technieken toe (cognitieve gedragstherapie, problem solving therapy).
- Schrijft gericht antidepressiva voor, monitort de werking en bouwt af indien mogelijk.
|
- Medisch handelen
- Communicatie
- Samenwerken
- Kennis en wetenschap
|