APC - Context-specifiek en doelgericht
Leerlijn communicatie |
---|
Leerlijnhouder |
Leerlijnmedewerkers
Karin van Heusden |
Communicatie Consultvoeringstoetsen: |
Inhoud
Wat is ‘context-specifiek en doelgericht’ communiceren?
Het huisartsenvak kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan consulten. De context waarin je communiceert met de patiënt en/of diens naasten is in elk consult anders. Als arts stem je automatisch je communicatie daarop af om je doelen in het consult te bereiken. Dat noemen we context-specifieke en doelgerichte communicatie. De set basisgespreksvaardigheden die je hebt geleerd zet je dus steeds verschillend in. Een paar voorbeelden: Het verhelderen van de hulpvraag zal vrijwel altijd belangrijk zijn maar vraagt soms heel veel aandacht en vaardigheden, en soms veel minder. Een simpel advies is snel gegeven maar als het iets ingewikkelder is, of de patiënt is bijvoorbeeld heel terughoudend ten aanzien van het gebruik van medicijnen, dan zal je meer vaardigheden rond uitleg en advies moeten inzetten. We gebruiken hiervoor de metafoor van het mengpaneel: je zet de verschillende gespreksvaardigheden meer in naarmate de context, de situatie, daar meer om vraagt. Dit proces wordt fraai beschreven in het 'handboek effectieve communicatie in de huisartsenpraktijk' (hoofdstuk 2).
Je communicatie soepel aanpassen aan wat de situatie vraagt om je doelen te bereiken leidt tot plezierige en effectieve consulten. Er zijn hierin veel wegen naar Rome en jij kiest je eigen weg. Maar eenvoudig is het soms niet. In de begeleiding van het leren hiervan maken we veel gebruik van video-opnames en directe observaties door je opleider. Bij het nabespreken van een consult gaan we steeds in gesprek over wat je wilde bereiken op verschillende momenten in het consult (je doelen). En hoe je keek naar de specifieke context en wat je als arts te doen stond en hoe effectief je gekozen communicatie daarbij was. De gespreksvaardigheden zoals beschreven in de MAAS 2.0 dienen daarbij als onderlegger en niet als dwingend voorschrift. Hieronder lichten we dit verder toe.
Context en doelen tijdens het consult
- De context bestaat uit alle omgevingsfactoren die invloed hebben op het consult. Ze hebben betrekking op de patiënt (b.v. leeftijd, etniciteit, opleidingsniveau), de dokter (b.v. kennis, tijdsdruk) en het consult (b.v. type consult, fase in het consult). Tijdens elk gesprek tussen arts en patiënt is er een specifieke, unieke combinatie aanwezig van deze contextuele factoren. Het communicatiewiel is een hulpmiddel om daar overzicht in te krijgen. Wanneer je de context helder voor ogen hebt, is het makkelijker om je communicatievaardigheden gericht in te zetten en aan te laten sluiten op de situatie. Dit filmpje laat het gebruik van het wiel zien.
- Zowel de arts als de patiënt hebben tijdens het consult een of meerdere doelen. Bij elke fase in het gesprek kunnen verschillende doelen horen: de dokter kan bijvoorbeeld aanvankelijk informatie willen inwinnen, en op een volgend moment als doel hebben de patiënt te ondersteunen wanneer die in tranen uitbarst. Ook het gespreksdoel van de patiënt kan gaandeweg het consult veranderen. Patiënten kunnen concrete doelen hebben (bijvoorbeeld een verwijsbrief krijgen), maar het is ook mogelijk dat een patiënt zelf niet precies weet wat hij met het consult wil bereiken. Het is belangrijk dat de arts zich van deze dynamiek bewust is en de communicatie er zo op aan kan passen dat haar doel in het gesprek steeds bereikt wordt.
Hoe leer je context-specifiek en doelgericht communiceren?
Het communicatie-onderwijs richt zich na de eerste zes maanden van de opleiding op context-specifiek en doelgericht communiceren. Dit wordt bij voorkeur gekoppeld aan de daarvoor relevante thema's in het curriculum (bijvoorbeeld: de vaardigheid 'motiverende gespreksvoering' komt aan bod binnen het thema 'Chronische zorg' bij het geven van leefstijladviezen).
Hoe ondersteunt de Wiki hierbij?
Bouwstenen over context-specifieke en doelgerichte communicatie worden op de Wiki gekoppeld aan de 10 thema’s van het Landelijk Opleidingsplan. Ze sluiten aan bij de communicatievaardigheden die bij deze thema's horen, zoals omschreven in het Landelijk APC-curriculum (pagina 26-34). De bouwstenen zijn te vinden op deze pagina en op de pagina van het bijbehorende thema. Ze bevatten ondersteunende onderwijsprogramma’s voor aios, docenten en huisartsopleiders.
Onderaan deze pagina vind je de bouwsteen over toetsing van de context-specifieke en doelgerichte communicatie in fase 2 van de opleiding.
De Wiki pagina voor opleiders bevat bouwstenen (onderwijsprogramma's en e-learnings voor zelfstudie) die bruikbaar zijn voor het onderwijs op de paralleldag of onderwijsdagen. Ook kunnen de e learnings dienen als zelfstudie/voorbereiding voor onderwijs.
Toetsing
Overzicht van de consultvoeringstoetsen in de 2e Huisartsstage.
2e Huisartsstage | |
---|---|
in de 4e maand | 5 maanden voor einde opleiding |
Pre-toets | Consultvoeringtoets 2e Huisartsstage |
Bouwstenen per thema
Communicatie aandachtspunten bij het thema korte episode zorg.
De aios:
- Verheldert het probleem, de klacht, de betekenis en de hulpvraag binnen het referentiekader van de patiënt (patiëntgerichte communicatie: biopsychosociale model)
- Bepaalt met de patiënt de prioriteit van de problemen en stemt af op de beschikbare tijd
- Wint informatie doelmatig in
- Bespreekt de uitslagen van onderzoeken en de diagnose met de patiënt (overeenstemming)
- Geeft uitleg en advies (patiëntenvoorlichting)
- Past gedeelde besluitvorming toe afgestemd op de behoefte van patiënt
- Stelt effectief gerust bij veelvoorkomende klachten en aandoeningen die doorgaans vanzelf overgaan
- Structureert het consult en is hierin flexibel binnen de context
- Evalueert het consult
- Werkt aan de relatie met de patiënt
- Kan non-verbale communicatie expliciteren en bespreken (cues, metacommunicatie).
Deze aandachtspunten, opgetekend in het Landelijk APC Curriculum, vinden aansluiting met de Leerlijn korte episode zorg.
De aios:
- Verheldert het probleem, de klacht, de betekenis en de hulpvraag binnen het referentiekader van de patiënt (patiëntgerichte communicatie: biopsychosociale model)
- Bepaalt met de patiënt de prioriteit van de problemen en stemt af op de beschikbare tijd
- Wint informatie doelmatig in
- Bespreekt de uitslagen van onderzoeken en de diagnose met de patiënt (overeenstemming)
- Geeft uitleg en advies (patiëntenvoorlichting)
- Past gedeelde besluitvorming toe afgestemd op de behoefte van patiënt
- Stelt effectief gerust bij veelvoorkomende klachten en aandoeningen die doorgaans vanzelf overgaan
- Structureert het consult en is hierin flexibel binnen de context
- Evalueert het consult
- Werkt aan de relatie met de patiënt
- Kan non-verbale communicatie expliciteren en bespreken (cues, metacommunicatie).
Deze aandachtspunten, opgetekend in het Landelijk APC Curriculum, vinden aansluiting met de Leerlijn spoedeisende zorg.
De aios:
- Voert een gesprek over gezondheidsrisico’s, probeert inzicht te krijgen in de leefstijl en de bereidheid van de patiënt daarin te veranderen
- Maakt gebruik van motiverende gespreksmethodieken bij het bespreken van gedragsverandering
- Gebruikt de Minimale Interventie Strategie bij veranderen en wijzigen van risicovol gezondheidsgedrag (roken, overgewicht)
- Bespreekt mogelijke hulpmiddelen bij gedragsverandering zoals e-health of verwijzing naar gespecialiseerde zorg
- Vraagt naar en bespreekt therapietrouw, zelfmanagement en zelfzorg, en onderzoekt met de patiënt wat deze hiervoor nodig heeft
- Vraagt naar en bespreekt de betekenis voor de patiënt van een chronische ziekte
- Voert een slechtnieuwsgesprek.
Deze aandachtspunten, opgetekend in het Landelijk APC Curriculum, vinden aansluiting met de Leerlijn chronische zorg.
De aios:
- Houdt in een gesprek rekening met een zintuiglijke of cognitieve beperking
- Houdt in een gesprek met een verwarde oudere patiënt rekening met diens toestand
- Vraagt of gaat na van wie de hulpvraag is (patiënt, familie, mantelzorg)
- Vraagt naar en bespreekt vermoedens van ouderenmishandeling
- Vraagt naar en bespreekt eenzaamheid, zingeving en verlies van functies bij ouderen
- Bespreekt de behandelwens en een eventueel behandelverbod.
- Benoemt het doel van de behandeling of zorg
- Stelt in samenspraak met de patiënt het behandelplan op en evalueert dit periodiek (betrekken)
- Bespreekt de zorg met familie of mantelzorger (positie en belasting, conflicterende meningen)
- Bespreekt keuzes en overlegt met alle betrokkenen over het levenseinde van patiënt.
Deze aandachtspunten, opgetekend in het Landelijk APC Curriculum, vinden aansluiting met de Leerlijn complexe ouderenzorg.
De aios:
- Maakt contact met het kind, betrekt het in het consult en houdt in de communicatie rekening met diens emotionele en cognitieve ontwikkeling
- Geeft in een gesprek met ouder en kind ieder zijn rol en verdeelt de tijd en aandacht adequaat
- Vraagt naar en bespreekt (het vermoeden van) kindermishandeling
- Vraagt naar en bespreekt problemen waarmee het kind niet zelf komt, maar die bekend zijn door eigen observatie of contact met gezinsleden en/of leefomgeving
- Betrekt in de bespreking van de zorg voor het kind de context waarin het kind leeft (gezin en school)
- Bespreekt de eigen (gedeeltelijke) beslissingsbevoegdheid bij kinderen tussen 12-16 jaar (keuzevrijheid)
- Indien van toepassing: bespreekt met het kind de belasting van het zorg (moeten) dragen voor een zieke ouder en/of ouder met een verstandelijke beperking en biedt hierin praktische en emotionele ondersteuning.
Deze aandachtspunten, opgetekend in het Landelijk APC Curriculum, vinden aansluiting met de Leerlijn zorg voor het kind.
De aios:
- Doet een brede klachtexploratie aan de hand van een model als SCEGS
- Stelt zich open voor de klachtinterpretaties van de patiënt
- Verlegt de aandacht van oorzaak van de klacht naar het benoemen van factoren die de klachten in stand houden
- Bespreekt de mogelijkheid van klachtenregistratie, legt het doel uit, bespreekt na en zoekt samen met de patiënt naar patronen in klachten en beïnvloedende factoren
- Zoekt en benoemt met de patiënt een gemeenschappelijke probleemformulering
- Gebruikt oplossingsgerichte gespreksmethodieken of cognitief gedragstherapeutische interventies
- Benoemt alarmerende gedachten en stelt zo nodig gerust.
- Bespreekt de meest passende behandeling of verwijzing
Deze aandachtspunten, opgetekend in het Landelijk APC Curriculum, vinden aansluiting met de Leerlijn SOLK.
- |
De aios:
- Benoemt en bespreekt spanningsklachten in een vroeg stadium
- Houdt bij het inzetten van empathie in een gesprek met een psychiatrische patiënt rekening met diens toestandsbeeld
- Gebruikt structurerende gesprekstechnieken bij een verwarde patiënt
- Stemt eigen taalgebruik af op het begripsniveau van de patiënt
- Vraagt en bespreekt wat het hebben van een psychische of psychiatrisch ziekte betekent voor de patiënt en naasten
- Vraagt naar en bespreekt seksualiteit en seksuele problemen
- Gebruikt de-escalerende gespreksmethodieken in een gesprek met een patiënt met weerstand, een conflict of bij agressie
- Vraagt naar en bespreekt suïcidegedachten en -plannen
- Toetst indien nodig de wilsbekwaamheid en bespreekt
- Maakt verslavingsproblematiek bespreekbaar
- Gebruikt motiverende gespreksmethodieken bij verslavingsproblematiek
- Gebruikt begeleidingsmethodieken en cognitief gedragstherapeutische technieken, geeft psycho-educatie
- Vraagt proactief naar en bespreekt de mogelijkheid van huiselijk en seksueel geweld.
- Herkent persoonlijkheidsproblematiek en anticipeert hierop in de communicatie
Deze aandachtspunten, opgetekend in het Landelijk APC Curriculum, vinden aansluiting met de Leerlijn psychische klachten.
De aios:
- Voert tijdig gesprekken met de patiënt en zijn naasten over wensen en behandelmogelijkheden ten aanzien van zijn levenseinde (voorlichting, mogelijkheden en advies)
- Anticipeert in de communicatie op het te verwachten beloop, complicaties en/of de naderende dood (advanced careplanning)
- Vraagt naar de belasting van mantelverzorgers en overweegt de inzet van professionele hulp
- Bespreekt de individuele betekenis van verlies en afscheid nemen van het leven met de patiënt en zijn naasten
- Bespreekt rouw en houdt rekening met rouwfasen van de partner en/of nabestaanden
- Bespreekt de overdracht van informatie naar collega’s, huisartsenpost en andere hulpverleners gedurende het zorgproces
- Bespreekt wie bereikbaar en beschikbaar is voor de patiënt en naasten (continuïteit van zorg).
Deze aandachtspunten, opgetekend in het Landelijk APC Curriculum, vinden aansluiting met de Leerlijn palliatieve zorg.
De aios:
- Vraagt naar en maakt medische en psychosociale gezondheidsrisico’s bespreekbaar
- Geeft gevraagd en ongevraagd patiëntgerichte voorlichting en leefstijladviezen bij ongezond gedrag
- Bespreekt en legt de voor- en nadelen uit van vroegdiagnostiek, ongerichte screening en preventieve medicatie
- Maakt gebruik van motiverende gespreksmethodieken bij het bespreken van gedragsverandering in leefstijl en het optimaliseren van gezond gedrag
- Bespreekt mogelijke hulpmiddelen bij gedragsverandering (e-health, verwijzing)
- Bespreekt een afwijkende uitslag uit het bevolkingsonderzoek met de patiënt
- Vraagt naar en bespreekt zelfzorg, en wijst op het belang ervan
Deze aandachtspunten, opgetekend in het Landelijk APC Curriculum, vinden aansluiting met de Leerlijn preventie.
De aios:
- Voert een voortgangsgesprek en functioneringsgesprek met medewerkers
- Voert een beoordelingsgesprek
- Voert een sollicitatiegesprek
- Hanteert in de samenwerking de regels van feedback
- Coacht, motiveert en begeleidt medewerkers
- Delegeert en instrueert medewerkers (leidinggeven)
- Vergadert en overlegt effectief
- Signaleert en bespreekt communicatieproblemen en conflicten in de praktijk (samenwerking)
- Benoemt en bevordert het gebruik van digitale informatie in de praktijk (bijv. thuisarts.nl)
- Spreekt collega’s en andere medewerkers aan op hun functioneren, ook ongevraagd
- Voert een gesprek met de patiënt naar aanleiding van een fout of een klacht
Deze aandachtspunten, opgetekend in het Landelijk APC Curriculum, vinden aansluiting met de Leerlijn praktijkmanagement.
De aios:
- Is sensitief voor signalen die kunnen wijzen op een seksuele klacht
- Is (en voelt zich) competent om seksualiteit te bespreken
- Kan adequaat uitleg geven over seksualiteit
Deze aandachtspunten vinden aansluiting met het Aandachtsgebied seksualiteit.